Renkum Betje Cohen 1887-1943
, ,

De familie Cohen in Renkum

door Ton Steenbergen (artikel in Echo’s 1998.3)

Op de Joodse begraafplaats aan de Oude Diedenweg in Wageningen liggen zeker zes leden van de familie Cohen uit Renkum begraven. Op drie graven staat een steen, drie hebben alleen een paaltje met het grafnummer. Eerder over deze familie schreef Wes Beekhuizen in 1973 in zijn boek “Groen was mijn dorp”. Dankzij het contact dat ik in 1995 kreeg met Sonja Berreklouw-Cohen in Amsterdam, een kleindochter van Salomon Cohen en Saartje de Vries uit het dorp, kan ik zijn verhaal aanvullen en corrigeren. Bovendien kwam bij ons bezoek aan haar een aantal foto’s te voorschijn.

Het levensverhaal van de Cohens in Renkum begint met David (geb.ca. 1811), die in 1862 een slagerij in het dorp had. Zes jaren later vertrok hij naar Zetten, waar hij weer een slagerij begon. Hij deed de Renkumse zaak over aan zijn schoonzoon Salomon Isaak Sternfeld (geb. te Brummen 1842, overleden Renkum ?). Hij was gehuwd met Dina (Dientje) Cohen, de derde dochter van David. Het verhaal gaat dat David Cohen niet met zijn drie zoons, (Jacob, Salomon en Jozeph) overweg kon. Salomon, geboren in Renkum op 24 november 1848, trouwde in 1880 te Voorst met Sara (Saartje) de Vries, geb. te Voorst 1853. Interessant is het dat haar oudere zusje Betje (geb. ca 1850) in 1873 trouwde met Jozeph Sternfeld, een broer van de eerder genoemde Salomon Isaak!

De familieoverlevering vertelt dat Salomon Cohen ook iets in de veehandel deed en van Voorst met koeien naar de markt in Arnhem liep. Bij Sonja is nog een erg vergeelde foto, waarop je twee koeien-achtersten ziet met een tevreden kijkende Salomon met zijn pet op. In Renkum was hij zuivelhandelaar met een winkel-huis in de Achterdorpstraat / Hoek Kerkstraat. Het pand bestaat nog en herbergt nu een snackbar. Het pand – geen eigendom – van Salomon – werd in 1910 door Scherrenburg gebouwd. Het huis, en ook de winkel, was overwegend lichtgroen geschilderd. De huiskamer bezat een stookplaats en een bedstee, waarin Sonja sliep wanneer ze bij haar grootouders logeerde. Er was, voor het hele huis één kraan in de keuken. Het toilet bestond uit een ouderwetse plé. Achter het huis was een grote binnenplaats met een beerput. Er stond een flinke schuur, waarin de kazen lagen te rijpen.

Salomon Cohen was een gemoedelijke man die met iedereen goede vrienden was. Met een handwagentje (nog te zien in Beekhuizens boek op blz. 58) of in een hengselmand bracht hij de bestellingen rond. Salomon en Saartje hadden vijf kinderen. De oudste was Samuel of Sam, geboren in 1878. Beekhuizen zegt dat hij de jongste was, hetgeen niet correct is. Hij overleed in 1917 aan longontsteking. Hij was nog geen 39 jaar geworden en ongehuwd. Zijn moeder zal zeker veel verdriet van zijn dood gehad hebben, zij overleed pas in 1941. Dan volgden drie dochters. Roosje (geb. 1881) , Esther en Betje. Ove. Esther en Betje vertel ik verderop meer.

Het vijfde kind en jongste zoon was Meijer, geb. 1888. Hij trouwde in 1920 met Suzanna Gezina Cohen (geen familie) uit Arnhem. Sonja met wie ik in 1995 in contact kwam, was hun enige kind. Zij zag in 1923 in Arnhem het levenslicht. Meijer had aanvankelijk in Renkum een manufacturen handel. Later zette hij de zaak in Arnhem voort. Het ging hem echter niet voor de wind (crisisjaren?). In 1937 moest hij zijn huis in de Rijnstraat in Arnhem, vlakbij de gedempte haven, verkopen. Er werd toen een huis gehuurd vlakbij het viaduct bij de KEMA aan de Utrechtse- weg. In 1942 toen Meijer en zijn vrouw zich naar Westerbork moesten begeven, woonden zij tegenover het Gemeentemuseum. Zij kwamen in 1943 uiteindelijk om in Auschwitz. Sonja werkte in deze periode als secretaresse bij advocaat Mr. Wolf, voorzitter van de Arnhemse Joodse Raad. Zij overleefde de oorlog dank zij onderduiking in Eindhoven en Lieshout, waar zij haar latere man leerde kennen.

Op 26 december 1933 overleed Salomon. Hij was 85 jaar geworden. In 1930 vierde hij nog met Saartje en de kinderen het 50-jarige huwelijksfeest. Er is nog een foto waarop het gouden paar te zien is, omringd door veel bloemen. Zo moest Saartje enkel jaren na dit mooie feest , afscheid nemen van haar Salomon. Een gelukkige omstandigheid was het dat de dochters Esther, (geb. 1884) en Betje (geb. 1887) nog thuis waren. Betje hielp de klanten in de winkel en zij nam tevens de taak van haar vader over om de bestellingen weg te brengen. De fiets met het rieten mandje stond in de winkel. Het feit dat Betje wat meer afwoog dan de klant vroeg, heeft niets met haar te maken. Mijn kaasboer doet het evenzo! Esther hielp moeder Saartje in het huishouden.

Saartje liep heel slecht, daar zij in het verleden gevallen was, met een gebroken heup als gevolg. Zij was al klein van stuk en had een hoge rug. Esther verdiende bij door koosjer eten te koken voor de vroom Joodse kinderen uit Amsterdam die in het VKF logeerden. Het tehuis Vakantie Kinder Feest stond aan de Hartenseweg in Renkum. Nu staat er het restaurant Campman. Ze kookten 3 maal in de week in een “Hans – en – Grietje” huisje naast het VKF. Ook kookte ze koosjer in Nunspeet. Er is nog een brief uit 1936 van Esther bewaard, gericht aan de opperrabbijn Hirsch te Zwolle, om informatie in te winnen over de Joodse slager Hammelburg bij Nijkerk.

De meidagen van 1940 lieten ook in Renkum verwoestende sporen achter. Ook de winkel van Cohen ontkwam er niet aan. Esther en Betje verhuisden met moeder noodgedwongen naar Arnhem waar Meijer immers woonde. Zij vluchtten, lopende met op de handkar hun moeder. Toen Meyer hen aan zag komen, huilde hij. Zijn vrouw nam haar schoonmoeder, die zij niet mocht (waarom is niet bekend), toch liefdevol op, evenals de beide zusters. Saartje Cohen kreeg er longontsteking en overleed op 12 december 1941 in het ziekenhuis in Arnhem. Zij werd in Wageningen begraven (graf no. 25, geen steen).

Na het vertrek van Meyer en zijn vrouw naar Westerbork wisten Esther en Betje niet wat ze moesten doen. Betje was nog enige tijd huishoudster, vermoedelijk bij de familie Sternveld in de Groen van Prinsterenstraat te Arnhem. In de Gelderse hoofdstad kenden ze nauwelijks mensen. Ze moeten wel ergens ondergedoken zijn geweest, maar onbekend is het bij wie. Daar werd men bang en men vroeg de zusters weg te gaan. Dat deden ze. In de nacht hebben ze bij een paar bekenden aangebeld met de vraag om onderdak. Iedereen weigerde. Toen zijn ze naar de Rijn gegaan en hebben zich verdronken. Later, 20 april 1943, spoelden hun lichamen bij het Opheusdense veer aan. Ze hadden zich met een lint aan alkaar vastgebonden. Het dagrapport van de Wageningse politie maakt er melding van. En ook een kennis van me, die op de pont stond, heeft hen gezien. Het was ’s avonds rond 6 uur.

De lichamen werden naar de Joodse begraafplaats in Wageningen gebracht. Uit de aanwezige persoonsbewijzen bleek wie ze waren. Hun graven hebben geen stenen alleen paaltjes met de nummers 36 en 37. Heel bewust heb ik in het memorieboek op de tentoonstelling “Joods leven in Wageningen e.o.” in het Historisch museum De Casteelse Poort te Wageningen hun namen vermeld

Opdat wij hen niet vergeten !

Bronnen

1. Herinneringen van Sonja H. Berreklouw-Cohen, opgetekend 1995 en briefwisseling met haar.

2. Brief van Sonja aan een familie Jansens met correcties/aanvullingen op het hoofdstuk van Wes Beekhuizen.

3. Dagrapport Politie Wageningen, 20 april 1943. Gemeentearchief Wageningen. ?

4. Gegevens op de grafstenen.

5. Brief Esther Cohen aan opperrabijn Hirsch te Zwolle 3 juni 1936 Gemeentearchief Arnhem.

Travelers’ Map is loading…
If you see this after your page is loaded completely, leafletJS files are missing.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *