Gerritsen en Qosterbeek
Twee handen op 1 Buik – deel 1 (Echo’s van zes dorpen, Jan. 1998, Jrg. 1 Nr.2)
Misschien een wat merkwaardige naam voor de genealogie van de familie Gerritsen, maar als de wortels van een familie reiken tot in het midden van de 18e eeuw in het zelfde dorp, dan mag je spreken van een innige verbondenheid! In een serie artikelen zal de familie geschiedenis van de patroniem “Gerritsen” en dus ook de geschiedenis van het dorp Oosterbeek aan u voorbij trekken. De familiegeschiedenis begint in 1768 als Hendrik Gerritsen in Oosterbeek trouwt met een weduwe, Hendrina Vermeer uit Driel. Deze Hendrik is volgens de huwelijksinschrijving geboortig in/van Oosterbeek.
In de periode dat Hendrick geboren wordt is Oosterbeek overigens nog niet veel meer dan een kleine verzameling huizen rondom de oude kerk aan de huidige Benedendopseweg. In de ‘Lijst van Cedulle’ opgemaakt in 1749 en bevattende “de Huysen en Persoonen daar in sig bevindende” van het ampt Rencum, dorp Oosterbeek worden 177 personen (hoofdbewoners) met name genoemd die in 105 huizen woonden. Per huis woonden meestal ook nog knechten en/of meiden in. Totaal ruim 350 mensen in het hele dorp, 231 volwassenen en 137 kinderen. Deze lijst werd opgemaakt ter ‘belasting van de haardsteden’.
Hendrina Vermeer is afkomstig uit Driel, haar vader en moeder zijn Hendrick Vermeer en Teuntje van Gelder. Beiden zijn telgen uit oude Betuwse geslachten uit de omgeving van Randwijk. Hendrina is eerder gehuwd geweest met Derk (Dirk) Salomons, geboren in 1740 te Heelsum. Hun huwelijks datum is onbekend, zij krijgen wel kort na elkaar twee kinderen, Salomon en Salom. Hendrina wordt echter geplaagd door tegenspoed als in de periode 1766 – 1768 kort na elkaar Salom, Derk en Salomon overlijden, De laatste kort voor haar huwelijk met Hendrik Gerritsen.
Hendrik en Hendrina krijgen vijf kinderen, allen geboren in Oosterbeek. De oudste is Derkje, zij wordt geboren in 1769. Daarna volgen nog Willemke (1773), Hendrik (1775), Teuntje (1779) en Johannes (1783). Voor het vervolg van de stamboom is vooral Johannes van belang. Van Hendrina Vermeer is de overlijdensdatum onbekend, Hendrik overlijdt op 3 januari 1801, volgens de huwelijksbijlage bij het huwelijk van Johannes Gerritsen.
Johannes Gerritsen trouwt op 18 april 1811 te Angerlo met Aalberdina Gerritsen. Voor zijn huwelijk moet Johannes al uit Oosterbeek vertrokken zijn, kort voor zijn huwelijk wordt hij weer in Oosterbeek ingeschreven, afkomstig uit “Elkum” (Ellecom). Zijn vrouw volgt op de 21e van de grasmaand (april). De trouwakte geeft perfekt weer in welke periode we zijn aangekomen, de Franse overheersing. De akte is met de hand geschreven en spreekt over het ” Fransch Keizerrijk” en “Wetboek Napoleon”.
Kort na hun huwelijk, op 21 oktober 1811 kopen Johannes en Aalberdina een huis in Oosterbeek op het Kerkepad. Het huis wordt, op een openbare veiling ten huize van Willem Janssen in de Ploeg, onder leiding van notaris Isaa’c Nijhoff, verkocht door de erven van Brand Janssen Hooijer. Eerst kan er op 17 oktober worden ingezet, waarna er op 21 oktober wordt ‘afgemijnd’. Op de eerste bijeenkomst wordt nog niet ingezet door Johannes.
De inzet verloopt als volgt : “Een huis, hof en leegte, Oostwaartds Wouter Klaassen, Noord de Weg langs de Pastorie, West Hendrik Ohle en Zuid de sloot, gebruikt door Hermen Veenbrink tot Primo Maij eerst komende, wanneer het zelve kan worden aanvaard. Dit parceel is bezwaard met een jaarlijksche uitgang van Tien Stuivers aan de Kerk en Tien Stuivers aan de Diaconie, is ingezet door Hendrik Ohle, schoenmaker te Oosterbeek op twee honderd Eén en zestig gulden (fl 261,-) en heeft gehoogt Tien maal, makende veertig gulden (fl 40,-). Jan Janssen van Beek voornoemd, hoogt nog Tien maal makende veertig gulden (fl 40,-), En staat nu op Drie honderd Eén en Veertig gulden Fl 341,-. Welke declarerend niet te kunnen schrijven. Berend van Grol voornoemd nog 10 maal is Veertig gulden Fl 40,-. En heeft getekend.”
De tweede bijeenkomst verloopt als volgt : “Een huis, hof en leegte is door insaat en hogen van den laatsten Bieder Berend van Grol gebragt op Drie honderd Eén en tachtig gulden Fl 381,- door Johannes Gerritsen, schoenmaker, wonende te Oosterbeek is daar op nog gehoogt Zes maal makende Fl 24,- en vervolgens daar boven hoger opgehangen en afgeslagen zijnde is dit parceel afgemijnd door laatstgemelde Johannes Gerritsen op Zeven en Vijftig gulden Fl 57,- en geld alzoo Vier honderd Twee en Zestig gulden Fl 462,-.”
Op de kadastrale kaart van Oosterbeek uit 1832 vinden we dit perceel en zijn eigenaar terug :
Afbeelding: Kadastraal nummer 483 en 484 (tegenwoordig D3043), eigenaar Johannes Gerritsen.
Als we deze kaart vergelijken met die uit de Schoolatlas van Bos uit 1929 dan blijkt er in honderd jaar in die omgeving met de perceel indeling niets veranderd te zijn en ook nu, anno 1998, is deze indeling nog ongewijzigd.
Afbeelding uit: Schoolatlas 1929, Oosterbeek rondom Oude Kerk.
Johannes en Aalberdina krijgen samen 12 kinderen. De oudste is Hendrik, hij wordt geboren in 1812. Daarna volgen nog Gerritje (1814), Hendricus (1815), Hendrina Geertruida (1816), Hendrica (1819), Gerrit (1822), doodgeboren kind (1825), Hermen Otto (1826), Wouter (1828), Johan Albert (1831), Arend (1834) en tenslotte Aaltje (1838). Van deze kinderen overlijdt alleen Hendricus kort na zijn geboorte. Johannes, ook wel bekend als ‘Hannes’, neemt na 1820 een andere naam aan, hij gaat zich dan Johannes ‘Lonkhuizen’ Gerritsen noemen. Waar deze naam vandaan komt is niet bekend. De familienaam (van) Lon(c)khuizen komt wel in de Betuwe voor maar van enige verwantschap is niets bekend. Het heeft wel tot gevolg dat zijn zoon Wouter wordt ingeschreven in de burgerlijke stand van de gemeente Renkum als Wouter Lonkhuizen.
Zoals al eerder gemeld was Johannes schoenmaker van beroep. In die tijd, en zeker in een dorp als Oosterbeek, zal dat in de praktijk vooral zijn neer gekomen op het maken van klompen. In ieder geval komen we zo’n omschrijving tegen in het diaconieboek van Oosterbeek 1757 – 1834, alwaar onder Kap. III ‘Kleederen, Linnen en maakloon’ op 10 juni 1820 aan Hannis Gerritsen betaald wordt : 1 gulden en 2 stuivers voor het maken van klompen.
Hier eindigt het eerste deel van de genealogie van de familie ‘Gerritsen’. Het vervolg vind u in een volgend artikel van ‘Echo’s van zes dorpen’.
Bronvermelding :
- Lijst van Cedulle, Archief van de Staten v,h. Kwartier v.d. Veluwe, nr. 0008, inventaris nr. 306, Rijksarchief Provincie Gelderland, Arnhem.
- Van een groene zoom aan een vaal kleed, E.J. Demoed.
- Diaconieboek Oosterbeek 1757 – 1834, inventaris nr. 49, Gemeente Archief Renkum, Oosterbeek.
- Kadastrale Atlas 1832.
- Schoolatlas der Geheele Aarde, Bos-Niermeyer 1929.
- Doopboek Oosterbeek 1713 – 1769, DTB/RBS inventaris nr.1330.2, Rijksarchief Provincie Gelderland.
Geef een reactie