Renkums Beekdal Kasteel Grunsfoort tekening Hennie Karsch Kalenderblad uitgave Wapen van Renkum ca 1995 Coll J Rozenboom 1 scaled
, , ,

Grunsfoort als Rooms Katholieke zendingspost

door A.G. Steenbergen in Echo’s 1999.3.1

“Dicht op het dorp (Renkum) staat het oude slot Gronsfort, ’t welke door de Meeren van Lijnden die het al lang bezeten hebben, weder is vertimmerd. De zelven hebben het ook met groote bossen beplant en er reeds veele landgoederen aangekocht”. Zielsbestierders. “Dit slot is lange jaaren de verblijfplaats geweest van een priester uit de maatschappij van Jezus (Jezuïet), de welke de katolijken van Wageningen, van Renkum en van de omliggende plaatsen in de Veluwe daarvandaan ging helpen. Naderhand is dit waargenomen door eenen Priester van de Hollandsche geestelijkheid, namelijk door Philips Doekscheerder, te Emmerik gebooren enz.” (aldus staat er.) Dit fragment is afkomstig uit: “Kerkelijke Historie en Outheden”; door H. en H. van Rijn, 1712 (1726 i) Het stuk geeft in een notedop een stukje katholieke kerkgeschiedenis van deze streek weer. Het verdwenen kasteel Grunsfoort en de familie van Lijnden speelden er een belangrijke rol in. Het kasteel is via de Van Stepraedts in het bezit van de Van Lijndens gekomen. Een Reinier van Stepraedt, heer van Ewijk en Doddendaal was in 1581 nog in het bezit van Grunsfoort. Hij was getrouwd met Johanna van Rechteren, genaamd Voorst. Twaalf kinderen werden uit dit huwelijk geboren, waarvan de oudste, Johan na de dood in 1586 van zijn vader, in 1593 met Grunsfoort werd beleend. De weduwe  hertrouwde na 1586 met Assuerus die Jeger van Hoekelum (bij Bennekom). Uit deze verbintenis werd onder andere een zoon, Reinier, geboren. Hij overleed na 1650 op kasteel Grunsfoort bij zijn halfzuster Sadrina (zie verderop). Johan van Stepraedt kreeg ruzie met zijn jongere broers en zusters om de bezittingen, met name om Grunsfoort. Uiteindelijk kwam het kasteel en omgeving in bezit van een van Johans zusters, Alexandrina (Sadrina), die op 23 october 1611 in het huwelijk trad met Anthonie (I) van Lijnden. De plechtigheid vond plaats op kasteel Doddendaal bij Ewijk. De bruid was katholiek, de bruidegom gereformeerd. Beloofd werd dat de eventuele kinderen een niet-katholieke opvoeding zouden krijgen. De zeker vijf kinderen (drie zonen en twee dochters) werden in de kerk van Loenen a/d Vecht door de predikant gedoopt. Anthonie (I) van Lijnden was Heer van Cronenburg, Loenen en Teckop, heerlijkheden, die hij erfde van zijn moeder. Het gezin woonde afwisselend op Cronenburg en op Grunsfoort. Anthonie, geboren in 1583. overleed op 7 oktober 1626 en werd begraven in de kerk van Loenen. Sadrina , lid van de militant katholieke familie Stepraedt, begon haar kinderen, ondanks de belofte van het tegendeel, in het katholieke geloof op te voeden. Met instemming en hulp van haar oudste zoon Frans, die in 1627 zijn vader als Heer van Cronenburg was opgevolgd, zorgde Sadrina, dat de katholieken van Loenen en omgeving gelegenheid kregen hun Godsdienst uit te oefenen. Er ontbrak echter een eigen kerkgebouw. In 1652 werd door haar toedoen een schuurkerk gebouwd op Slootdijk, gelegen tussen Loenen en Loenersloot. Frans trouwde in 1645 met de achternicht van zijn moeder, Margaretha (ook Maria) Sophia van Stepraedt, Vrouwe van (10) Indornick. Twee zonen en een dochter vormden het gelukkige bezit van dit echtpaar. Over de oudste, Anthonie (II) volgen verderop bijzonderheden. Sadrina deed in Renkum hetzelfde wat ze deed voor katholiek Loenen en omgeving. Rondtrekkende priesters konden op Grunsfoort terecht. Er is een do op registert] e van twee Jezuïeten uit Vianen bewaard die in 1612 en 1615 in Wageningen en Bennekom doopten en paartjes in de echt verbonden. Het eerste bericht dat een priester een vaste verblijfplaats op Grunsfoort had, dateert uit 1651. Deze priester was Theodorus of Dirk Jacobsz van der Horst, die aanvankelijk huispriester en huisonderwijzer was bij de familie Ram in Schalkwijk. In eerder genoemd jaar kwam aan zijn verblijf aldaar abrupt een einde. De burgerlijke overheid had er lucht van gekregen dat op het kasteel de aanwezige priester niet alleen werkte voor de familie, maar dat ook de katholieken van Schalkwijk in het schuilkerkje in de Ronde toren de Mis bijwoonden. En dat laatste was verboden. De maarschalk van het Sticht (Utrecht), Johan Strick van Linschoten, maakte korte metten en gesteund door een groot aantal manschappen, legde hij beslag op het kasteel, nam de familie Ram gevangen en liet de Ronde toren afbreken. Dirk van der Horst kon ternauwernood op een paard ontsnappen. Op Grunsfoort werd hij gastvrij ontvangen. Hij werkte er tot 1656 in Renkum, Wageningen en omgeving. Zijn opvolger, Franciscus Beltjes uit Arnhem, waar hij gevangen had gezeten, werkte tot 1666 tevens in een groot deel van de Betuwe. Er was weinig vrijheid om ongestoord te kunnen arbeiden onder de katholieken, Blijkens een opgave van de Apostolisch – vicaris de La Torre woonden in Wageningen – Renkum ongeveer 100 katholieken. Zijn opvolger A. van Neercassel (1663 – 1686) vermeldde in zijn verslag over 1662, dat een vaste priester zijn domicili had op “Huize Grunsfoort”. Katholiek Nederland had sedert 1592 geen bisschoppen meer. Een plaatsvervanger – (Apostolisch vicaris) die de bisschoppelijke waardigheid had, probeerde het Katholieke leven in ons land te regelen en te activeren. Pas in 1853 kreeg Katholiek Nederland weer Bisschoppen. In 1666 kwam de Utrechtenaar Gerard de Bruijn in functie als huispriester op Grunsfoort en als missionaris – pastoor voor Renkum – Wageningen en een deel van de Betuwe. Hoe groot zijn werkterrein was, is op te maken uit het Doopboek Hij boekte het eerste doopsel op 24 augustus 1666 en het laatste op 18 augustus 1678. Hij doopte behalve op Grunsfoort, op de Blauwe kamer, Lievendaal (bij Achterberg ?), Wageningen, Rhenen, Lexmond ( = Lakemond ), Renkum, Heelsum, Doorwerth, Oosterbeek, Bennekom, Heteren, Randwijk, Hemmen, Indoornik, Zetten, Homoet, Kesteren, Wolferen, Dodewaard, Hien, Opheusden, Andelst, Ochten, Driel Herveld en Aalst. Dit uitgestrekte gebied, de Z.W. Veluwe en de Betuwe, heette de statie Grunfvoort – Renkum – Wageningen. Tijdens de bezetting van de stad Wageningen door de Fransen (1672) blijken de daar wonende katholieken een huiskerk gehad te hebben, gelegen in de Hoogstraat (thans het pand “Het Suikervat” naast de HEMA). In 1678 moest de huur van het twee kamers tellende kerkje nog betaald worden. Het ging erom aan wie de ruimte verhuurd was: “Aan den Eerwaarde de Bruijn, pastoor van de Roomsch Katholieke Gemeente” of “aan de gezamenlijke gemeente”. Duidelijk staat in het verzoek dat de heer De Bruijn “zijn domicilie en dienstplaats altijd op de huize Groensfoort gehouden heeft’1.  

Overlijden Sadrina van Lijnden. In 1667 stierf de vrome slotvrouwe Sadrina van Lijnden – Stepraedt. En ook zij kreeg een laatste rustplaats in de kerk van Loenen aan de Vecht. Haar tweede zoon, Reijnder Reinier werd het jaar daarop beleend met moeders erfgoed. Hij verbouwde het kasteel. Tot aan zijn dood in 1684 bleef hij op Grunsfoort wonen. Hij was ongehuwd. Er is een vrij uitgebreide correspondentie (1678 – 1684) tussen de Vicaris en de familie van Lijnden bewaart gebleven. Voor een deel zijn onderstaande gegevens daaraan ontleend. In augustus 1678 vertrok De Bruijn naar Groenendijk onder Hazerswoude; hij overleed er in 1705. Interessant is de benoeming van zijn opvolger voor Grunsfoort. Dat was Anthonie Kaufman (Cofman, Mercator) Vicaris Neercassel, die bevriend was met de familie Van Lijnden, beloofde een huispriester die Duits en Frans kende. Het zou een geleerd, deftig en Godvruchtig man wezen. Hij zou ook buiten het kasteel moeten werken onder de katholieken langs de Veluwezoom en de Betuwe. De vicaris reisde in december van genoemd jaar over Renkum naar Huissen, waar hij in de regel in een klooster vertoefde. In zijn gezelschap bevond zich de pas benoemde huiskapelaan, die in herberg De Roskam zou blijven tot hij op het kasteel zou worden ingehaald. Dit huis is vol gasten. De herbergen te Renkum waren door graaf van Waldeck besproken; desondanks vond de vicaris er nog een goed onderdak. De huiskapelaan kreeg van de baron een salaris, aangevuld met bijdragen van katholieken uit e omgeving. Kaufman is  

Afbeelding: Brief van de kerkelijke overheid d.d. 22 maart 1679 aan Ant Kaufman, huiskapelaan op Grunsfoort. Hij werd overgeplaatst naar Haarlem. Voor zijn vertrek moest hij onder andere de groeten overbrengen aan de heer van Grunsfoort en de Dames Van Lijnden en Van Wassenaar. (collectie A.G. Steenbergen).

De huiskapelaan kreeg van de baron een salaris, aangevuld met bijdragen van katholieken uit de omgeving. Kaufman is kort op Grunsfoort geweest.

Hij voelde zich er kennelijk niet thuis. Hij werd 22 maart 1679 benoemd te Haarlem en moest direct vertrekken. De vicaris verzocht hem Vrouwe van Lijnden geluk te wensen met de gezinsuitbreiding. Hij beloofde ook haar in zijn gebeden te gedenken. Ook volgen in de brief groeten voor de Heer Van Lijnden en de dames Van Lijnden en Wassenaar.

Op Grunsfoort kwam nu Phillipus Tuchscheer (Doekscheerder). Deze was geboren in Emmerik en verbleef bij de familie van Lijnden vanaf 1680. Eerst bij zijn gastheer baron Reinder en na diens overlijden in 1682 bij zijn oomzegger Anthonie/Antonis (II). Het eerste doopsel boekte Tuchscheer op 26 juli 1680 en op l augustus 1728 het laatste. Anthonie erfde in 1685 van zijn oom het kasteel Grunsfoort; hij werd er op 17 juli 1685 mee beleend. Hij werd ambtsjonker van Renkum en Epe in 1691, eigenlijk de enige openbare functie die hij als katholiek edelman kon bekleden. Anthonie werd in 1702 eigenaar van Kortenburg, westelijk van Grunsfoort gelegen. Er stond een huis waarin een dochter van Anthonie, Margriet Alexandrine woonde, die in 1702 trouwde met Thomas Walraven van Wassenaar van Warmond. Acht van hun twaalf kinderen werden in de kapel (in Sacello) van Grunsfoort gedoopt. (Demoed noemt Margriet een zuster van Antonie, hetgeen dus onjuist is). Antonie trouwde in 1665 met Elisabeth van Wassenaar. Er werd een zoontje geboren dat jong overleed. Elisabeth overleed in maart 1679 en werd begraven in Loenen. Op 17 mei 1681 hertrouwde Anthonie met Cornelia Anna van Isendoorn a Blois van Cannenburg bij Vaassen, overleden in  december 1698. Het echtpaar kreeg vier kinderen; twee zoontjes die jong stierven en twee dochters, waaronder de eerder genoemde Margriet en Anna, die trouwde met Casper van Merwich, Heer van Kessel Ook Tuchscheer werkte vanuit Grunsfoort in de plaatsen van de Zuid – West Veluwe en in de Betuwe. Later kreeg hij hulp voor het werk in Heteren en Indoornik. De kerkelijke overheid drong er bij Tuchscheer op aan zich te beperken tot het gebied benoorden de Rijn. In 1726 blijken er 250 communicanten in Wageningen en Renkum. te zijn. Op 28 februari 1726 stierf Anthonie van Lijnden, Heer van Grunsfoort. Met hem stierf ook deze tak Van Lijnden uit. Zijn financiële positie was zeer slecht. Zijn goederen waren zeer bezwaard en vele van zijn schuldeisers legden dan ook beslag op de nalatenschap. Het goed kwam in handen van de familie Goltstein. Kortenburg werd eigendom van Thomas en Margriet van Wassenaar – Van Lijnden. Zij verkochten het en vertrokken naar de bezittingen van de Van Wassenaars bij Lisse. Tuchscheer, die behalve huispriester op Grunsfoort en missionaris – pastoor was, fungeerde ook, bij afwezigheid van de familie, als woordvoerder / secretaris. In 1718 bijvoorbeeld kwam de secretaris van de stad Wageningen naar Grunsfoort om “de pastoor van Grunsfoort” te vragen de heer Van Croonenburg te verzoeken de brug in de Arnhemse weg te voorzien van leuningen! Met de dood van Anthonie van Lijnden kwam tevens een einde aan kasteel Grunsfoort, dat vele jaren fungeerde als middelpunt van katholieke zielszorg in de diaspora.

Bronnen:

1. Kerkelijke Historie en Ontrieden der Zeven ’t Verenigde provinciën. Tweede deel behelzende de Historie van ’t Utrechtsche Bisdom ende outheden en gestichten . In ’t latijn beschreven door den Heer H. van H, 1712. In ’t Nederduits overgezet en met aantekeningen opgehelderd door H. van Rijn. 1726.

2. Rijksarchief Utrecht, Archieven bij het Metropolitaan Kapittel van Utrecht van de Roomsch Katholieke Kerk der oud – bisschoppelijke Clerezie (Oud – Katholieke Kerk). Schrijver dezes bezit kopieën van de correspondentie.

3. Oud Archief Wageningen, Inv. No. 6 Resolutie 9 maart 1718. Doopboek R.K. Statie Wageningen – Renkum. Literatuur.

4. J.W. Oostveen. Velua Catholica; tweede deel 1600 – 1953, Eigen uitgave 1953.

5. J.H. Hofman. Renkum (R.K. kerkgeschiedenis Renkum) in: Archief voor de geschiedenis van Renkum in: Archief voor de geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht, 1906.

6. E. J. Demoed. Van een groene zoom aan een vaal kleed. 1953. 7. A.G. Steenbergen. Van slotkapel naar parochiekerk, in Katholiek Renkum – Heelsum door de eeuwen heen. 1975.

Travelers’ Map is loading…
If you see this after your page is loaded completely, leafletJS files are missing.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *