Wolfheze mei 1917 Fotoalbum verschillende vluchtelingenkampen 1914 1918 NL-AhGldA_0578_3-0164
, , ,

Leven in de gemeente Renkum tijdens WO I (1914-1918)

Door Tini Wijnstekers in Echo’s 1999 2.2

De Tweede Wereldoorlog ligt bij de meesten onder ons nog redelijk vers in het geheugen. Herinneringen van dingen die men meegemaakt heeft in deze onzekere tijd komen op oudere leeftijd vaak weer terug. Diegenen onder ons die na de oorlog geboren zijn en deze periode niet meegemaakt hebben, kennen de geschiedenis alleen van verhalen en kunnen zich niet voorstellen hoe angstig en onzeker het in die tijd was.

Herinneringen uit de Eerste Wereldoorlog, waarin Nederland “neutraal” was, hoor je niet meer omdat de meeste mensen uit die tijd bijna allemaal gestorven zijn. De Oosterbeeksche Courant van 1914 tot 1920 geeft een vrij goed beeld hoe de mensen in onze gemeente toen leefden. In 1914/1915 kwamen de eerste Belgische vluchtelingen naar Nederland, zo ook naar de gemeente Renkum. Zij werden ondergebracht in leegstaande villa’s. Door de V.V.V. werd via een advertentie in de krant de bevolking gevraagd om leegstaande panden ter beschikking te stellen.

Zo werden in Oosterbeek op de Utrechtseweg en Stationsweg villa’s ingericht voor deze vluchtelingen. Anderen werden ondergebracht in de Concertzaal in het Benedendorp. Ook in Renkum werden leegstaande villa’s aangeboden voor onderdak. Doktoren uit onze dorpen boden gratis hulp aan. Veel van deze mensen waren ziek door de geleden ontberingen op hun vlucht, Meestal bezaten ze alleen de kleding die ze droegen. Er werden inzamelingsacties gehouden voor kleding en huisraad

Na een tijdje gingen ze door naar een kamp in Hattem. Nederland bevond zich niet in een oorlogssituatie maar de leefsituatie werd er hier in de loop van de tijd toch ook niet beter op. Alles ging op de bon, net als later in de jaren 1940- 1945. In de krant staan advertenties waarin beschreven staat hoeveel rijst, melk, aardappelen enz. je per keer, per week of per 2 weken mocht kopen. Vlees werd als eerste gerantsoeneerd en daarna kwam de rest. Men gaf overal bonkaarten voor uit en deze golden voor een bepaalde tijd. Vaak was deze tijd bijna om als er in de krant stond dat je bv. niet 5 dagen maar 10 dagen met deze bonnen moest doen. Bonnen waren er voor brandstof, levensmiddelen, kleding, schoenen en vlees en hiervoor gold ook een maximum verkoopprijs voor. Het kookgas, verlichtingsgas en elektriciteit waren ook gerantsoeneerd. Hotels en pensions mochten in de zomermaanden – het seizoen – meer kookgas gebruiken om voor hun gasten eten te kunnen koken. De zomergasten bleven, net als voor de crisis, naar onze gemeente komen voor hun vakantie.

Grasland van boeren werd “gescheurd” om klaargemaakt te worden voor verbouw van koolzaad en winterrogge of tarwe. Dit werd door de overheid verplicht om de voedselschaarste tegen te gaan. Eind 1917 draaide van Gelder Papier nog maar 4 dagen per week en in september werd de fabriek gesloten omdat uit Duitsland geen brandstof meer aangevoerd werd om de machines te laten draaien. Deze werden gestookt met cokes. In 1917 werd de gemeente -in staat van beleg- geplaatst i.v.m. smokkelen van etenswaren. Er werden veel processen-verbaal opgemaakt voor clandestien slachten, overschrijding van het gewicht, verkoop boven de vastgestelde prijs, kortom alles wat onder “zwarte handel” viel. Werkelozen werden opgeroepen om barakken te timmeren in Wolfheze. Omstreeks september 1917 werden Duitse krijgsgevangenen van Engeland naar Nederland gebracht en moesten hier onderdak vinden. Onze gemeente werd toegezegd 6000 man te moeten onderbrengen. In eerste instantie zijn 3000 man in Wolfheze in het kamp gestationeerd. Vandaar de Duitsekampweg, Het leven werd steeds moeilijker, zodat in 1918 het gemeentebestuur een centrale keuken liet inrichten waar men voor een paar centen een portie warm eten kon kopen. De prijzen hiervoor werden naar inkomen vastgesteld. Wat men de volgende week te eten kreeg werd zaterdags in de krant vermeld. In de raadsvergadering van 11 juli 1918 werd de centrale keuken gesloten wegens “verval van krachten”, zoals dat toen heette.

Spaanse Griep

Eind 1918 brak de Spaanse griep uit. Deze heeft over de gehele wereld 25 miljoen mensenlevens gekost. Zo ook in de gemeente Renkum. De Oosterbeeksche Courant vermeldt op 9 oktober 1918 al 17 doden in een week en plaatst een opmerking dat de Spaanse griep ook toeslaat op scholen. In de week van 19 tot 26 oktober 1918 stierven 14 mensen en in de week van 26 oktober tot 2 november werden de Openbare Scholen gesloten omdat 50% van de leerlingen ziek was. Ook werd s’ avonds geen post meer bezorgd omdat de meeste (24) postbestellers ziek waren. In deze week stierven 11 mensen. Op 16 november 1918 vermeldt de Oosterbeeksche Courant dat de centrale keuken weer geopend wordt. Dat er zoveel mensen stierven aan deze Spaanse griep was een gevolg van een lange periode slecht en te weinig voedsel waardoor men geen weerstand meer had tegen infecties. Vooral oude mensen en jonge kinderen waren hiervan de dupe.. In de Oosterbeeksche Courant van 11 januari 1919 werd vermeldt dat de ritten op zondag van de Oosterstoomtrammij. vanaf 19 januari opgeheven werden omdat er niet genoeg brandstof meer was om de tram te laten rijden. Twee weken later, op 25 januari 1919, vermeldt de Oosterbeeksche Courant dat als er niet snel brandstof voor de tram komt deze ook door de week niet meer kan rijden. Gelukkig voor de kinderen die in Arnhem op school zaten en werklui die naar Arnhem moesten is dit niet doorgegaan.

Door de schaarste van levensmiddelen en brandstof werd er veel gestolen en gestroopt. In de Valkeniersbossen en op de Westerbouwing werden veel bomen omgehakt om brandstof van te maken. De bielsen van het spoor bij Oosterbeek-Laag verdwenen ook om deze reden. De winter van 1918/1919 was erg koud. Het vroor erg hard en de meeste mensen hadden niet voldoende brandstof om het thuis warm te krijgen. Een verslag over de ijsbaan in Renkum, waar wedstrijden werden gehouden, vermeldt dat men zich vermaakte op het ijs en in beweging bleef om het niet koud te krijgen. Het maakt niet uit of men thuis zat of op de ijsbaan het was overal even koud. In maart 1919 werd door Burgemeesters en Wethouders iedereen verplicht hun wapens in te leveren uit de oorlog. Bij ontdekking van verboden wapenbezit werd procesverbaal opgemaakt. In de loop van de tijd waren alle Duitse krijgsgevangenen uit het kamp in Wolfheze vertrokken en de barakken werden afgebroken en meestal verkocht. Zo ook het badhuis van het kamp. Een advertentie van Gebr. Goossens in de Oosterbeeksche Courant van 24 mei 1919 vermeldt de verkoop van het badhuis en er wordt bij vermeld dat dit “geschikt is voor alle doeleinden”. In oktober 1921 werden 2 barakken geplaatst aan de Westervoortsedijk in Arnhem om 12 gezinnen onderdak te geven. De barakken zijn in het voorjaar van 1927 afgebroken.

Eind 1920 is veel van hetgeen men voor dagelijks gebruik nodig heeft nog op de bon en houdt men ook nog vast aan maximum prijzen. Het leven in onze gemeente komt weer zo’n beetje op gang. De zomergasten komen ook weer in groten getale deze kant op. De V. V. V. doet vreselijk haar best om het alle gasten naar hun zin te maken.

In augustus 1920 organiseert zij een gondelvaart op de Rijn die goed te zien is vanaf de Westerbouwing en de Hoge-Oorsprong. Muziekconcerten en toneeluitvoeringen worden bijna elke week gegeven. Alles is weer een beetje als voor de oorlog.

In 1920 worden veel fietsen gestolen. Is dit een voorbode van de Tweede Wereldoorlog??

Bron: Oosterbeeksche Courant 1914-1920

Travelers’ Map is loading…
If you see this after your page is loaded completely, leafletJS files are missing.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *