Door: Gerard van der Schouw Jzn.
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in “Echo’s van zes dorpen”, uitg. maart 2001, pp. 14-27
Van de persoonlijke ervaringen die we in die periode van de luchtlandingen ondervonden en die nu, na ruim 55 jaar weer in mijn gedachten opkomen, wil ik hiervan enkele aantekeningen nader op papier zetten.
Zoals eerder beschreven, landen op die zonnige zondag van 17 september 1944 om 13.00 uur de para’s op de Renkumse heide. Het was een indrukwekkend gezicht de parachutes in al die verschillende kleuren te zien dalen. En al vlug klommen wij op het dak van de schuur om maar niets te missen van dat overweldigende schouwspel. De gehele middag vlogen de vliegtuigen af en aan. Het was tegen zes uur, toen de eerste jeeps met paraverkenners via de Utrechtseweg langs het zuster-klooster, de Wilhelminalinde en de R.K, kerk de Dorpsstraat binnenkwamen. Bij het Postkantoor stopten ze even, vroegen naar de weg en informeerden of er ook Duitsers in de buurt waren. Met handen en voeten maakten wij hun duidelijk dat er op dit moment geen Duitser in de buurt was. Hierop werden wij getrakteerd op chocolade en “Player”-sigaretten, waarna zij weer in de jeep stapten en verder de Dorpsstraat introkken tot aan Hotel Campman op de Bokkedijk.
Gelijktijdig hesen de jongens van van den Born de vlag op de toren van de Hervormde kerk. Na enige tijd keerden de para’s terug van hun verkenningstocht en trokken zich terug op de steenfabriek van “Pilo” in de Jufferswaard De nacht van zondag op maandag verliep vrij rustig, alhoewel men af en toe wel voetstappen hoorden, want na de gebeurtenissen van de afgelopen dag was men toch wel gespannen, en overal op bedacht, gaan slapen.
Maandag, de 18e september was het koud, mistig en miezerig weer en deze dag zou zeker niet zo rustig verlopen als we misschien wel dachten. Door de “verduisteringswet” hadden wij speciale voorzetluiken aan de achterzijde van het huis gemaakt, zodat er geen licht naar buiten zou schijnen. Maar bij het begin van de dag ging mijn vader (J. v. d. Schouw) naar buiten om de verduisteringsluiken weg te halen. Op het moment dat hij een luik tegen de muur zette, hoorde hij een fluitend geluid en vluchtte naar binnen.
Maandag, de 18e september was het koud, mistig en miezerig weer en deze dag zou zeker niet zo rustig verlopen als we misschien wel dachten. Door de “verduisteringswet” hadden wij speciale voorzetluiken aan de achterzijde van het huis gemaakt, zodat er geen licht naar buiten zou schijnen. Maar bij het begin van de dag ging mijn vader (J. v. d. Schouw) naar buiten om de verduisteringsluiken weg te halen. Op het moment dat hij een luik tegen de muur zette, hoorde hij een fluitend geluid en vluchtte naar binnen. Hij gooide de deur achter zich dicht en ging strak tegen de muur staan, gelijktijdig ontplofte een granaat tegen het kloprek dat aan het huis was bevestigd. Later telden we een 17 gaten van scherven welke door de deur waren gevlogen.Eén scherf was door de buste van Fien van de Schouw gevlogen en een andere had de asbak van Opa v.d. Schouw geraakt.Dit was de eerste granaat achter ons huis aan de Achterdorpsstraat en nadat we van de eerste schrik waren bekomen zei m’n vader: “Dit is foute boel” en ging overleg plegen met slager van Beek, waarvan het hele gezin ook geweldig was geschrokken. Na enig overleg werd de spekkelder van de slagerij ingericht als Schuilplaats, met de gedachte van: “Het zal toch maar voor even zijn”.Ook de heer de Boer, die met vrouw en twee kinderen i.v. m. werkzaamheden tijdelijk in Renkum woonde in het huisje Achterdorpsstraat l, vroeg aan slager van Beek om toestemming om bij een eventueel noodgeval in de kelder te mogen schuilen. Zo gezegd, zo gedaan, indien nodig konden we gebruik maken van de spekkelder. Maar het duurde niet lang, of de granaten vlogen ons links en rechts om de oren, zodat vader zij: “En nu de kelder in”, en snel. We waren amper in de kelder of daar stonden de families Jacobs (de kruidenier) en Kaal (manufacturen) uit de Dorpsstraat (zuidzijde) met angstige ogen bij de kelderdeur met de vraag of het mogelijk was dat ook zij in de kelder konden schuilen, want in hun achtertuinen ontploften achter elkaar de granaten. “Vooruit maar” zei slager van Beek: “Het is toch maar voor even”, maar inmiddels zaten we met 23 personen in de spek-kelder.Opdat zelfde moment, d.w.z. maandag 18 september, was iets verder op, ook aan de zuidzijde van de Dorpsstraat, (no. 32) mw. Staring in grote moeilijkheden, want ieder moment kon daar een baby worden geboren.Dhr. Staring had een oproep gedaan aan de zusters van het Witgele kruis voor hulp, maar deze zusters woonden in een villa op de hoek van de Utrechtseweg en de Lindelaan en geen van de zusters was bereid om de fam. Staring te helpen, daar dit gedeelte van de Lindelaan naar de Dorpsstraat precies in het schootsveld lag van de Steenoven van Ariëns in de Jufferswaard, deze was bezet door de Engelse Para’s. Maar uiteindelijk was er een zuster bereid om de gevaarlijke tocht naar de Dorpsstraat te ondernemen. Mevrouw Staring bracht een dochter ter wereld, die naar deze zuster werd vernoemd, en wel met de mooie naam “Irma”.Dezelfde avond om ca. 23.15 uur schampte een granaat, afgeschoten vanuit de “Juffersweerd”, door de steeg via huize “Frisia” en langs het slachthuis van de Fam. van Beek dwars door de voorkamer, en sloeg in in de woonkamer van Achterdorpsstraat 3 terecht, waardoor de gehele binnenmuur werd ontzet. Het was een zeer onrustige nacht van maandag 18 op dinsdag 19 september, de granaten vlogen rond en vielen overal neer.We deden geen oog dicht en zaten op meegenomen kussens op de rand van de spek-bakken de afloop af te wachten. In de loop van de ochtend werd het wat rustiger en gingen de mannen voorzichtig een kijkje nemen wat er in de afgelopen nacht aan schade was aangericht. Nu we hadden het al gauw gezien, onze “Schouwburgt” was behoorlijk beschadigd en het zou wel enige tijd vergen om deze schade te herstellen. Regelmatig werden er nog steeds granaten afgeschoten en moesten we weer in de kelder schuilen. Op bepaalde momenten als het wat rustig was met het schieten gingen we even naar buiten om een frisse neus te halen. Maar ook om mensen te ontmoeten en de toestand van het moment te bespreken. Het bleek wel, dat ons huis niet het enigste was dat beschadigd was. Van het huis op de hoek Utrechtseweg en Schoolweg, naast de Wilhelmina linde was de gehele voorgevel beschadigd. Hier woonde van Harten. De gevel werd door dhr. Emmen en zijn zoon Theo voor nood provisorisch gedicht. Tijdens deze werkzaamheden werden ze getroffen door een granaat en beiden waren op slag dood. Daar ons huis onmogelijk direct hersteld kon worden, en zeker niet tijdens deze oorlogshandelingen, werd in overleg met slager van Beek afgesproken dat wij zolang een noodvoorziening mochten maken in de spekkelder. Maar wij zaten op dat moment al met 23 personen in deze kelder. Toen besloot kruidenier Jacobs (Jantje) met zijn vrouw en twee dochters verder op een schuilplaats te gaan zoeken. Maar dat niet in zijn eigen pand aan de zuidzijde van de Dorpsstraat, want daar was het levensgevaarlijk gezien de ligging in het schootsveld. Wij bleven achter met toch nog 19 personen, t.w. de fam. D. van Beek (5personen), Fam. H. Kaal (3 personen), Fam. de Boer (4personen) en de fam. v.d. Schouw (7personen). De heren de Boer en vader van der Schouw maakten in de spekkelder van v.Beek een houten stellage boven de spekbakken voor slaapplaatsen voor de volwassenen, terwijl de kinderen op stromatrassen in de spekbakken konden slapen. Opa v.d.Schouw (78 jaar) sliep apart in een badkuip. In de loopgang konden dan nog net een paar stoelen en een tafel staan. Zo woonden wij daar met z’n allen in de spekkelder tot aan de evacuatie op l oktober 1944. (zie ook tekening no. 1).Zoals ik al eerder schreef, waagde men zich af en toe op straat om op de hoogte te blijven van de gevechten en om etenswaren te bemachtigen zoals melk, brood en vlees.
Het vlees werd door noodslachtingen bij slager van Beek rondgedeeld, totdat een Nederlandse SS-er er achterkwam. Deze SS-er kwam mw. Bielen uit de Achterdorpsstraat tegen en zag dat zij vlees bij zich had. Hij dwong haar het vlees af te geven, zette haar tegen de muur aan de achterzijde van het Postkantoor, ze moest vertellen waar zij dat vlees vandaan had gehaald. Daarop kwam die SS-er het slachthuis binnen, waar ik net de vloer aan het schoonmaken was en vroeg aan mij “is hier nog meer vlees aanwezig” waarop ik ontkennend de schouders ophaalde. Daarop vertrok hij weer.Tijdens zo’n rustperiode zagen we een gesneuvelde Engelse militair op de kleibult nabij de Melkdam liggen en ook een platte wagen met slachtoffers die naar de Rode Kruispost op het sanatorium “Oranje Nassau’s Oord” werden gebracht. Ik hoop dit nooit meer mee te maken.
Op 1 oktober kregen we het bericht dat het te gevaarlijk werd voor de burgers en dat we moesten gaan evacueren. We lieten onze konijnen los, tassen met kleding en proviand werden op de fietsen gepakt en opa kwam op een kussen in het fietskarretje te zitten. Er werd nog vlug wat eten naar binnen gewerkt en omstreeks 11 uur in de morgen vertrokken we onder granaatvuur vanaf de Achterdorpsstraat, via de Le Maitresteeg – Groeneweg – Kerkstraat – Waterweg en Hartenseweg richting Bennekom.Maar de Duitsers hadden Hotel “Nol in ’t Bosch” al gevorderd en daar mochten we niet langs. Daarom gingen we op Harten rechtsaf via een bospad (“Laan van Veldman”) naar de Bennekomseweg, richting Bennekom. In Bennekom aangekomen hoorden we nog wel in de verte het granaatvuur, maar we dachten dat we ver genoeg waren om hier een onderdak te zoeken. Helaas, dat ging niet door want ook Bennekom werd geëvacueerd.
Dus ging het weer verder, via de Kierkamperweg – Hogeweg (nu Mansholtlaan) de Lage steeg – Harnse steeg – Maanderdijk – en de Kade naar de (nu) Oude Rijksweg, richting de Klomp. Ook daar was al geen onderdak meer te krijgen, maar de middag vorderde al en daarom moesten we het maar verder proberen om voor de avond een onderdak te vinden.Ongeveer een kilometer voorbij de “Klomp” werden we naar de kant van de weg gedirigeerd, daar op het N.S. Station Veenendaal / de Klomp een personentrein door Engelse jachtvliegtuigen werd beschoten. De trein zat vol met Duitse soldaten die naar het front werden gezonden.Na dit incident ging het via Renswoude naar Scherpenzeel, waar we om ongeveer 16.30 uur aankwamen bij het hotel “De Witte Holevoet”. Hier kregen we wat te eten en drinken en ook een adres waar we de nacht konden doorbrengen. Dit was een met riet gedekte villa op de hoek van de Stationsweg /Voskuilseweg. Daar zijn we nog een dag extra gebleven, in verband met de gezondheid van Opa van de Schouw.Via het evacuatiebureau kregen we op dinsdag 3 oktober 1944 een definitief evacuatieadres toegewezen en wel aan de Rumelaarseweg 11 in Woudenberg. Dit was een boerderij, waar de ongetrouwde broer en zuster van Asselt woonden. Deze mensen hebben ons geweldig opgevangen en toen opa v. d Schouw aldaar op 19 november stierf waren ze voor ons een geweldige steun. Opa werd vanuit hun huis tijdelijk in Woudenberg begraven en is na de evacuatie in het najaar van 1945 herbegraven te Renkum bij zijn vrouw.Het was op dit adres, dat we eind oktober 1944 te horen kregen dat alle manlijke personen van 16 jaar en ouder zich in Amersfoort moesten melden voor de “Arbeidsinzet Duitsland. Nu was ik op dat moment 16 jaar en moest mij melden, maar met goedvinden van de fam. v. Asselt dook ik onder op de boerderij, waar ik ze altijd dankbaar voor ben gebleven.Mevrouw van Asselt kon geweldig lekker tarwebrood bakken in haar met hout gestookte fornuis. Toch werd ik nog een keer opgepakt en wel op een zondag in januari 1945. Ik was naar de kerk geweest toen ik vlak bij huis op de hoek van de oude Rijksweg en de Rumelaarseweg werd aangehouden door een patrouille Duitsers. Deze waren kennelijk op pad gestuurd om mannen te zoeken voor de “Arbeidsinzet”. Een van hen vroeg hoe oud ik was, (en toen heb ik echt gelogen) waarop ik hem antwoorde; ” ik ben veertien jaar”. Daarna vroeg hij mij: “ausweis” waarop ik antwoordde: “heb ik nog niet, ausweis krijg je als je vijftien bent”, maar toch moest ik bij een stel jongens gaan staan die al gepakt waren.Na een half uur waren er nog twee jongens en een man bijgekomen en vonden ze het kennelijk wel genoeg waarop die zelfde Duitser nogmaals aan mij vroeg hoe oud ik was, waarop ik steevast antwoorde dat ik veertien jaar was. Hierop zei hij: “erraus” (er uit) en kon ik vertrekken. De anderen moesten mee richting Amersfoort. Maar wat had ik in angst gezeten en met trillende knieën ging ik dan ook weer naar de boerderij.Dat ik nog al klein van stuk was, licht van gewicht en nog een korte broek droeg, is waarschijnlijk mijn geluk geweest. Sinds die tijd ben ik niet meer naar de kerk gegaan en liet mij verder ook niet meer op straat zien.Op 5 mei 1945 werd dan de capitulatie in Wageningen getekend, maar doordat de Nederlandse SS in Veenendaal nog steeds niet van overgave wilde weten, was het pas de 2ezondag in mei dat er in Scherpenzeel, naast de R.K. kerk in het centrum voor het eerst weer een kerkdienst werd gehouden. Wij dus lopend op weg naar Scherpenzeel, maar wel met de gedachte van; ” Zijn we nu toch wel echt vrij”.Want ja, die SS-ers hadden toch wel voor heel veel onrust gezorgd. Tijdens de kerkdienst hoorde ik in de verte muziek, maar geen kerkmuziek, dit was anders en werd steeds luider. Op een gegeven moment waren mijn gedachten niet meer bij de dienst. Ik verliet dan ook de kerk en ging kijken waar die muziek vandaan kwam.Wat ik toen zag, zal ik mijn hele leven niet meer vergeten! Om de hoek van de kerk kwam het muziekcorps van de Schotse Highlanders met hun doedelzakken en kilts voorbij marcheren. Wat een muziek, wat een bevrijding, nu was het echt waar, we waren vrij!Na maanden van onderduiken en de angst om gepakt te worden voelde ik me bevrijd, ging op het muurtje rond de kerk zitten en kon het nog niet goed geloven dat het echt waar was. Opgelucht gingen we naar de boerderij, waar we de boer en boerin vertelden wat we beleefd hadden. De boerin maakte op haar beurt voor ons een extra maaltijd wat het geheel een feestelijk tintje gaf.We zijn op de boerderij gebleven tot 20 juli 1945. Dit om reden dat de “Schouwburcht”in Renkum zo onherstelbaar was beschadigd, dat wij moesten wachten tot de gemeente Renkum ons een andere woning kon aanbieden. Wel zijn we op de fiets tussen half mei en half juli nog wel een paar keer naar Renkum geweest, om materiaal, wat nog goed was, op te slaan.
Bij zo’n zoektocht vond ik achter het huis in de bloementuin een granaathuls. Deze huls heb ik meegenomen en met een klein stalen beiteltje (ander gereedschap had ik op dat moment nog niet) open gehakt en bij een smid in de buurt in een wals vlak gemaakt. Op deze plaat heb ik een plaquette gemaakt als herinnering aan de historische luchtlanding in september 1944.
Zodra wij geëvacueerd waren, zijn de huizen aan de zuidzijde van de Dorpsstraat, te weten de nummers 2 t/m 24 door de Duitsers plat geschoten, zo dat men een beter schootsveld had op de steenoven van Pilo, (ook wel “van Ariëns”) genoemd, in de “Jufferswaard”.Op bijgaande schets (bladzijde 19) heb ik de indeling van dat rijtje winkels / woonhuizen aangegeven, met onder voorbehoud, de namen van de bewoners.Hoe het met deze bewoners tijdens de gevechten en de evacuatie is gegaan is mij niet bekend. Maar misschien komen er nog wel reactie’s op dit artikel. Zelf woon ik al jaren in Wageningen, waar in het, toen gehavende, hotel “De Wereld” op 5 mei 1945 de capitulatie van het Duitse leger werd getekend, en we onze vrijheid terug kregen.Naschrift van de schrijver.Verschillende schilders werden in het verleden al geïnspireerd door de mooie omgeving van de Zuid-Veluwezoom en legden deze vast op het linnen doek, zodat wij er nu nog van kunnen genieten.Wes Beekhuizen gaf in 1973 reeds het voorbeeld door zijn herinneringen van het dorp Renkum in zijn mooie boek “Groen was mijn dorp” voor het nageslacht vast te leggen.Nu, ongeveer 25 jaar later werd in Renkum het Genealogisch en Historisch Genootschap “Redichem” opgericht. Dit genootschap geeft nu ook het kwartaalblad “Echo’s van zes dorpen” uit.
We mogen best trots zijn, dat we nu zo’n vereniging hebben en ik wil bij deze dan ook aan de leden en donateurs vragen: “Schrijf ook eens een verhaal over b.v. de jeugd in uw eigen straat of omgeving, in de periode 1930 -1950. (toch meer dan vijftig jaar geleden) en lever het voor plaatsing in bij onderstaand contactadres. Dan blijft ook uw verhaal zijn waarde behouden voor het nageslacht.
Geef een reactie